Les 10: Izaäk

 

Wanneer Abraham enige tijd in Kanaän woont, maakt zijn vrouw Sara zich zorgen.

Hoe kan Abraham nu een stamvader van een groot volk worden als zij helemaal geen kinderen hebben?  De tijd dringt, Abraham en Sara worden ouder en ouder en Sara lijkt onvruchtbaar. De enige oplossing die zij kunnen bedenken is dat Abraham een kind verwekt bij Hagar, de slavin van Sara. Volgens de gewoonten van die tijd werd dat kind dan de wettige opvolger van Abraham.

En zo gebeurde het. Hagar wordt zwanger en zij baart een zoon: Ismaël. Maar enkele jaren later (Abraham is dan ouder dan 75!) bevalt ook Sara van een zoon, die de naam Izaäk krijgt. Op dat moment begint er een echte familieruzie over de vraag: wie is de belangrijkste zoon? Wie is de wettige opvolger van Abraham?

Sara is de wettige vrouw van Abraham. Zij vindt dat haar zoon, Izaäk dus, de erfgenaam van Abraham moet zijn. Hagar vindt dat haar zoon: Ismaël dus, als oudste zoon het eerstgeboorterecht heeft en daarmee het recht op de grootste erfenis.

Abraham weet niet voor wie hij moet kiezen. Dan neemt het verhaal een wending.

Zoals je kunt vinden in Genesis vanaf hoofdstuk 21 door HIER te klikken

Abraham hoort weer de stem van God. Deze stem zegt hem dat hij afscheid moet nemen van Hagar en Ismaël. Hij moet hen wegsturen. God zegt er wel bij dat ook Ismaël de stamvader van een groot volk zal worden. Zo worden Izaäk en Ismaël allebei stamvader van een groot volk.

Volgens de verhalen zijn de nakomelingen van Ismaël de Arabieren. De nakomelingen van Izaäk zijn volgens de Bijbel de Joden.

Opdracht 1: beantwoord de volgende vragen

  1. Waarom besluit Abraham om een kind te “krijgen” bij zijn slavin Hagar?
  2. Waarom worden Hagar en Ismael weggestuurd?
  3. Het was dus Gods bedoeling dat Abraham een kind zou krijgen van zijn echte vrouw Sara, en dat die zoon door God gezegend zou worden en uit hem het Joodse volk zou ontstaan. Het was dus eigenlijk niet de bedoeling dat Abraham met de slavin Hagar naar bed zou gaan en daar een zoon bij zou krijgen. De vraag is, laat God Ismael gewoon aan zijn lot over of niet?

Als Izaäk een grote jongen geworden is krijgt Abraham een hele bijzondere opdracht van God. Hij moet zijn zoon offeren. Abraham is erg verdrietig, maar hij besluit om God te gehoorzamen.

Hij gaat met zijn zoon Izaäk een berg op. Daar bindt hij zijn zoon vast en wil hem met een mes doden. Op dat moment komt er een engel die hem tegenhoudt en die zegt: “Dood je zoon niet, want God heeft nu gezien hoe groot je geloof is”.

Abraham neemt dan een ram, die met zijn hoorns in de struiken vastzit en offert het dier in plaats van zijn zoon.

Eigenlijk is dit een bizar verhaal! Zou God echt zo iets afschuwelijks vragen, “gewoon” als test, of zit er meer achter??

Je gaat dat verhaal nu zelf lezen in Genesis 22: 1 t/m 14  door HIER te klikken en probeer je eens in te leven in dit verhaal en te bedenken WAAROM vroeg God zoiets afschuwelijks aan Abraham?

(In de Koran staat dit verhaal ook beschreven. Hier gaat het om Ibrahim = Abraham, die zijn zoon Ismaël moet offeren. Dit verhaal wordt door moslims herdacht met vieren van het offerfeest of slachtfeest)

 

Opdracht 2: beantwoord de volgende vragen

  1. Als Abraham van God de opdracht krijgt zijn zoon te offeren, wat doet hij dan? denkt hij er lang over na? twijfelt hij? praat hij erover met zijn vrouw???
  2. Izaak was waarschijnlijk een jaar of 18 a 19 toen dit gebeurde. Kun je uit de tekst iets halen waaruit blijkt dat Izaak doorheeft dat er iets niet klopt? waardoor denk je dat Izaak dat doorheeft?
  3. Misschien een lastige vraag, maar wat denk je dat Abraham gedacht heeft toen hij daar met zijn mes klaarstond om Izaak te doden?
  4. Kun je zelf een voorbeeld geven van iets dat jij zelf geleerd hebt doordat er iets “moeilijks” gebeurd is in je leven (je hoeft uiteraard geen persoonlijke dingen te vertellen als je dat niet wilt)
Dit bericht is geplaatst in Godsdienst Klas 1. Bookmark de permalink.